Je hebt besloten om de wereld van programmeren te verkennen met Python. Een onmisbaar onderdeel van elke programmeertaal zijn de wiskundige operatoren, waarmee je verschillende soorten berekeningen kunt uitvoeren. In deze gids leer je niet alleen de basis wiskundige bewerkingen kennen, maar ervaar je ook de verschillen tussen Python 2 en Python 3. Laten we meteen aan de slag gaan en samen de verschillende rekensoorten bekijken.
Belangrijkste inzichten
- In Python kun je basis wiskundige operaties uitvoeren zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
- Commentaar is een handige manier om de code begrijpelijker te maken.
- De omgang met gehele getallen en drijvende getallen verschilt tussen Python 2 en Python 3.
- Haakjes beïnvloeden de volgorde van berekeningen.
- Je kunt exponenten en wortels berekenen.
- Variabelen maken complexe berekeningen mogelijk, zoals het berekenen van bruto bedragen inclusief belasting.
Stapsgewijze handleiding
1. Basisbewerkingen in Python
Begin met het openen van een Python-omgeving, zoals Jupyter Notebook. Hier kun je je berekeningen direct uitvoeren.
De uitvoer zou je het resultaat 7 moeten tonen.
Het resultaat zal 2 zijn.

2. Vermenigvuldigen en delen
Voor vermenigvuldiging in Python gebruik je het sterretje (*).
De uitvoer is 25. Als we de deling willen uitvoeren, doen we dat met de schuine streep (/)
In een Python 3-omgeving krijg je hier 1.5, terwijl in Python 2 alleen het resultaat 1 wordt weergegeven.

3. Verschil tussen Python 2 en Python 3
Een van de belangrijkste verschillen is dat Python 2 bij de deling van twee gehele getallen alleen het gehele deel van het resultaat teruggeeft. Als je het exacte resultaat wilt hebben, moet je ervoor zorgen dat je ten minste één drijvende waarde gebruikt.
In dit geval krijg je het resultaat 1.5, ongeacht of je Python 2 of 3 gebruikt.

4. Rekening houden met de volgorde van berekeningen
Het gebruik van haakjes is essentieel om de volgorde van de berekeningen te beïnvloeden.
Het resultaat levert 110 op. Dit toont aan hoe belangrijk het is om haakjes correct te gebruiken.

5. Exponenten en wortels in Python
Om exponenten te berekenen, gebruik je het dubbele sterretje (**).
Het resultaat is 1024. Voor wortels kun je de exponentiële notatie gebruiken door bijvoorbeeld 0.5 te gebruiken.
Dit levert de wortel van 4 op, dus 2.0.

6. Werken met variabelen
Met variabelen kun je complexere berekeningen uitvoeren. Stel je voor dat je het bruto bedrag inclusief btw wilt berekenen.
Deze berekeningen geven je een volledig overzicht van de bedragen.

Samenvatting – Wiskundige operatoren in Python
Met de wiskundige operatoren in Python heb je een krachtige basis die je veel mogelijkheden biedt om berekeningen uit te voeren. Je hebt de basisbewerkingen leren kennen, verschillen tussen Python 2 en Python 3 ervaren, het belang van haakjes voor de volgorde van berekeningen begrepen en het concept van variabelen voor uitgebreide berekeningen gebruikt.
Veelgestelde vragen
Wat zijn de basisbewerkingen in Python?De basisbewerkingen in Python zijn optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Hoe verschillen Python 2 en Python 3 bij de deling?Python 2 geeft alleen het gehele deel terug, terwijl Python 3 het exacte resultaat (drijvende waarde) levert.
Waarom zijn haakjes in berekeningen belangrijk?Haakjes beïnvloeden de volgorde van berekeningen en kunnen daarom het resultaat veranderen.
Hoe kan ik met variabelen complexe berekeningen uitvoeren?Variabelen kunnen worden gebruikt om waarden op te slaan, waarmee je deze in wiskundige uitdrukkingen kunt gebruiken.
Hoe kan ik exponenten en wortels in Python berekenen?Exponenten worden berekend met '**', wortels kunnen worden berekend door de exponentiële vorm met 0.5, bijvoorbeeld.